Derde zondag van de advent, 13 december 2020
Midden onder u staat Hij die gij niet kent.
Johannes, 1, 26
Lezingen:
Jesaja 61, 1-2a.10-11
1 Tessalonicenzen 5, 16-24
Johannes 1, 6-8,19-28
Overweging
Zondag ‘Gaudete’ is een zondag om met een vreugdevol hart vooruit te zien naar het komende Kerstfeest. De lezingen van vandaag stralen die vreugde dan ook uit. Ik wil jubelen en juichen, schrijft de profeet Jesaja. Verrukt is mijn geest om God, mijn verlosser, zingt Maria. Weest altijd blij, bemoedigt de apostel Paulus ons.
Het is die vreugde waarmee Johannes de Doper zijn getuigenis aflegt. De Messias is niet ver. Hij staat midden ons. Maar hoe vaak kennen wij Hem niet? Het Licht is er al. Wij mogen ervan getuigen nu al, net als Johannes de Doper. Hij was net het Licht; wij zijn niet het Licht. Christus is het Licht. Hij is het Licht dat leven geeft. Maar ... licht vraagt om een keuze, namelijk om te kijken met dat licht en alles te zien in dat licht. Alles zien in het licht van Gods mensgeworden liefde heeft consequenties: willen we dat?
Johannes de Doper is ons voorbeeld vandaag. Wij mogen in zijn voetsporen treden en getuigen van het Licht dat met Kerstmis in de wereld kwam als een kind. Dat Kind groeit op en komt met een boodschap van verlossing, bevrijding en van genade. Kunnen we daar blij om zijn? Kan Hij dan ook nu komen in ons leven?
Johannes is wel een roepende in de woestijn, maar hij is daar niet alleen. Allen komen naar hem toe. Waarom? Omdat hij met aanstekelijke vreugde getuigenis aflegde. Dat zou ons mogen aansteken: met vreugde leven en getuigen. Dankbaar zijn en die dankbaarheid ook uitstralen. Wij voelen ons soms ook roependen in de woestijn; maar ervaren dat er niemand komt en dat we alleen zijn in die woestijn.
Toch zijn we niet echt alleen. Keren we ons dan ook eerst naar de Heer. En bidden wij dat Hij ons hart geneest. Dat vraagt wel dat wij ons realiseren dat we genezing nodig hebben. Dat we ons keer op keer bekeren tot Christus en om zijn barmhartigheid vragen.
Het komende jaar is door de paus toegewijd aan de heilige Jozef. Net als Johannes de Doper kan hij ons tot voorbeeld zijn. Hij treedt niet in het centrum. Hij wijst getrouw en geduldig steeds naar Jezus. Het draait om Hem. Bidden we om de voorspraak van én de heilige Jozef én de heilige Johannes de Doper dat Christus ons geneest en ons hart vervult met vreugde.
Tweede zondag van de advent, 6 december 2020
Maakt de paden van de Heer recht.
Marcus 1, 3
Lezingen van de zondag
Jesaja 63, 16b.-17.19b; 64, 3b-8
2 Petrus, 3,8-14
Marcus 1, 1-8
Overweging
Het profetenwoord aan het begin is een woord van God zelf, dat nieuwe betekenis krijgt in Jezus. Wanneer Jezus verschijnt vervult Hij de Schriften. Zoals God een weg baande uit de ballingschap die leidde naar vrede, zo stippelt God een weg uit voor zijn Zoon, die zal leiden naar gerechtigheid en een vrede die niet van deze wereld komt. Jezus is trouw aan die weg. Drie jaren zal Jezus het land doorkruisen op alle mogelijke wegen, van het gebergte van Judea tot de heuvels van Galilea, van de berg Thabor tot de woestijn. Tegen het einde wordt die weg minder breed, en in Getsemani wordt het een heel smal pad en op Golgotha wordt het een kronkelpad en het lijkt zelfs een doodlopende weg die Hem tot de hele smalle poort van de dood brengt. Zoals de weg die het volk aflegde vanuit Babylon naar Jeruzalem, zo behoort nu ook die aardse weg van Jezus tot het verleden.
Advent is de tijd van opnieuw uitzien en verlangen naar de goedheid van God en de weg gaan die daarbij hoort. De woorden van de profeet Jesaja en de apostel Petrus zijn woorden van vreugde, hoop en troost. Maar ze bevatten ook een oproep tot bekering en een heilig leven. Ben je klaar om de Heer te ontvangen? Ben je klaar om zijn weg te gaan? De oproep tot bekering wordt gekleurd door de antwoordpsalm: gerechtigheid (wat doe je eraan?), trouw (ben je een teken van trouw in een wereld?), vrede (breng je vrede waar haat of oorlog is?), barmhartigheid (ben je een voorbeeld van barmhartigheid?), en verzoening (ben je een voorbeeld van verzoening temidden van onenigheid, verdeeldheid, wantrouwen?). De teksten roepen ons op enthousiast en vreugdevol die weg te gaan.
Advent is een tijd van waken, wachten, verlangen, naar licht uitzien en van goeddoen.
De 2de zondag van de advent, 6 december, is ook de gedachtenis van Sint Nicolaas. Hij geldt vanaf de oudheid als een van de grote heiligen. Zijn naam klinkt nog steeds. We vieren graag zijn feest op de vooravond met pakjesavond. Samen met de heilige Martinus (11 november) is hij een van de wegwijzers naar God als Degene die goed doet. Hun navolging van Christus is een voorbeeld voor vele christenen in het verleden en ook nu.
Eerste zondag van de advent, 29 november 2020
Weest waakzaam want gij weetniet wanneer de Heer komt.
Marcus, 13,33
Lezingen van de zondag
Jesaja 63, 16b.-17.19b; 64, 3b-8
1 Korintiërs 1, 3-9
Marcus 13, 33-37
Overweging
Kom, Heer Jezus, kom. Dit zijn de slotwoorden van de Schrift. Wij zien uit naar de komst van onze Heer Jezus, zo schrijft de apostel Paulus ons. Keer U om, God, en daal af naar ons, zo dicht de profeet Jesaja. En de psalm sluit daar bij aan: verschijn, Herder van Israël, met luister.
De advent zet de toon met deze woorden. Uitzien en verlangen naar de komst van God, naar de komst van Jezus. Deze woorden kennen meerdere lagen:
- Jezus komt vandaag ons tegemoet in zijn woord;
- Jezus ontmoeten we bij het ontvangen van het sacrament van Lichaam van Christus;
- wij zien uit naar de dag van Kerstmis als wij de geboorte van Jezus vieren;
- wij zien uit naar zijn komst in heerlijkheid op het einde der tijden.
Alle deze lagen vragen om een eigen vorm van waakzaamheid.
- Dagelijks als we in de Schrift lezen, of ernaar luisteren: hoe lezen we? Hoe luisteren we?
- Elke keer als we te communie gaan: met welke gezindheid doen we dat?
- Elke keer als we Kerstmis vieren: wat vieren we dan? Hoe zien we ernaar uit? Kleurt de goedheid die we daar ontmoeten, nu al ons leven?
- Ten slotte: blijven wij uitzien naar de komst van de Mensenzoon?
Verstaan we de kunst van het wachten en waken? Hoe vaak willen we niet dat onmiddellijk aan ons verlangen tegemoet wordt gekomen? Wachten en waken is vraagt om een bewuste keuze. Blijvend uitzien naar de komst in heerlijkheid vraagt er om Jezus te willen zien komen. Het vraagt om een verwelkomende waakzaamheid. Zijn wij in staat om Christus elke dag te verwelkomen omdat wij Hem verwachten? Of laten we ons verrassen (om niet te zeggen: overvallen)? Die waakzaamheid vraagt om een diepe verbondenheid met Christus. Wij zijn zijn mensen. Hij is onze Herder en onze Redder. Moge onze waakzaamheid een teken van die verbondenheid zijn. Altijd met Hem in ons hart, in ons hoofd en in ons verdriet en in onze vreugde.
Christus Koning, 22 november 2020
Hij zal plaats nemen op zijn troon van glorie en Hij zal hen in twee groepen scheiden.
Matteüs 25, 31-32
De lezingen van de zondag
Ezechiël 34, 11-12.15-17
1 Korintiërs 15, 20-26.28
Matteüs 25, 31-46
Overweging
God als herder en God als rechter. Twee beelden die we niet snel combineren. We voelen ons thuis bij God als herder. God als rechter jaagt ons schrik aan. Maar op dit feest van Christus, Koning van het heelal, klinkt iets anders door. Onze aandacht wordt gericht op dit ene: Wat doen we met de alomvattende liefde, die we ontvangen? Delen we die met anderen en in het bijzonder diegenen die aan alle kanten tekort komen? De liefde van God staat dus centraal. De Mensenzoon komt vragen: wat hebben jullie gedaan met alles wat Ik jullie heb voorgedaan? En er is nog een accent wat deze parabel kleurt. Christus identificeert zich met de geringsten. In hen kunnen we Hem dus ontmoeten. Deze gedachte is de basis van alle gastvrijheid. Ieder die je ontmoet of die je ontvangt, kan Christus zijn. In kloosters vooral ontvangt men zo mensen.
Zo is Christus niet alleen koning van het heelal. Hij manifesteert zich ook in de geringste. Daarmee is de vraag dus niet hoe wij God zien: als herder of als rechter. De vraag is hoe wij naar onze medemensen kijken en omkijken. Dat is de beweging die God zelf maakt. Hij kijkt naar ons allen; hoe ziek, verdwaald, gewond of naakt, hongerig of gevangen we ook zijn.
33ste zondag door het jaar, 15 november 2020
Over weinig waart ge trouw; ga binnen in de vreugde van uw Heer.
Matteüs, 25, 23
De lezingen van de zondag
Spreuken 31, 10-13 19-20 30-31
1 Tessalonicenzen 5, 1-6
Matteüs 25, 14-30
Overweging
De lezingen vandaag staan in het kader van het eindoordeel van de Dag des Heren. Jezus is de rechter. De gelovigen staan voor zijn troon. De gelijkenis van Jezus voorspelt niet zozeer hoe het op die dag zal gaan. Jezus houdt ons vooral een spiegel voor. Wat doen wij met ons leven? Welke rol speelt de angst in ons leven? Kunnen we leven in de vrijheid van de kinderen Gods? Zijn wij kinderen van het licht? Wij mogen de vreugde uitstralen, die het geloof in Christus ons geeft. Wij mogen omzien naar de mensen om ons heen. Paus Franciscus heeft deze zondag uitgeroepen tot Dag van de Armen. Wij kunnen op allerlei manieren werk maken van ons geloof. Laat dat geloof dus niet werkloos blijven. We kunnen ons afvragen: wat kan ik doen, vandaag in het bijzonder voor de armen? Wie zich inspant, laat het geloof in Christus stralen in de omgeving. We kunnen van de armen veel leren: zeker hoeveel vreugde het geloof ons kan geven!
Laten we kinderen van het licht zijn: voor ons zelf; voor de mensen om ons heen; voor de mensen verder weg; voor de armen die we zien in onze omgeving.
32ste zondag door het jaar, 8 november 2020
Wat is wijsheid? Weest dus waakzaam, want gij kent dag noch uur.
Matteüs, 25, 13
Inleidende woorden
Iedereen die auto rijdt, weet dat je brandstof nodig hebt om te kunnen rijden, want met een lege tank of accu kom je niet ver. Als je niet op de brandstofmeter let en vergeet tijdig te tanken of op te laden, loop je het risico onderweg te stranden. Als je dan denkt dat medeweggebruikers stoppen om hun voorraad met je te delen, kom je bedrogen uit. Je zal zien dat iedereen doorrijdt, terwijl jij stilstaat. Zo vergaat het de tien meisjes uit het evangelie van Matteüs. Ze gaan op weg om God te ontmoeten en terwijl vijf van hen achterblijven, gaan de anderen de bruidegom tegemoet.
Om ontferming bidden wij
Wij weten dat wij niet altijd leven
als mensen naar Gods wijsheid.
Voor ons worstelen, voor ons tekortschieten,
voor al die keren dat ons eigen gelijk
voorrang kreeg boven Gods Koninkrijk,
bidden wij om nieuwe ademruimte, om wijsheid.
Heer, ontferm U over ons...
De lezingen van de zondag
Wijsheid 6,12-16
1 Tessalonicenzen 4,13-18(of 13-14)
Matteüs 25, 1-13
Ter overweging
In het vieren van de eucharistie krijgt het verlangen naar God de grootste impuls, want dan bidden wij niet alleen, wij zijn ook nog eens samen met de Heer, die sacramenteel tot ons komt. In het sacrament nemen we de wijsheid van God zelfs op een fysieke manier tot ons. We mogen letterlijk eten van de wijsheid. En net als bij het gebed kunnen we niet aantonen, dat er een contact plaatsheeft met God, het is een kwestie van gelóóf. Geloof dat gevoed wordt door te bidden en door het gelovig ontvangen van het sacrament.
Er is een moment, elke keer waarop wij de eucharistie vieren, dat wij onze gezamenlijke verbondenheid met God daadwerkelijk kunnen ervaren. Dat moment is daar als wij met zijn allen voor Gods troon het ‘heilig heilig' uitspreken, of beter nog: uitzingen (maar dat kan nu even niet). Dan staan niet alleen onze medegelovigen en alle heiligen naast ons, maar ook de engelen. Dat moment is alvast een voorproefje van de hemelse heerlijkheid.
Ons geloof is het licht dat ons door het leven leidt naar het ware geluk, naar onze uiteindelijke bestemming: de hemelse bruiloft bij God. Er zijn veel dingen die tijdens ons leven op ons afkomen en die ons bezighouden. Maar in feite is het geloof in Jezus Christus het kostbaarste dat we met ons meedragen. Hij heeft laten zien hoezeer God van ons houdt en hoe Hij tot het uiterste wil gaan voor ons geluk.
Dit geloof moeten we dan ook koesteren en levend houden. Het niet wegstoppen met de gedachte: ‘ I k pak het wel weer uit mijn rugtasje als ik het nodig heb'. Nee, pas als wij dagelijks leven vanuit dit geloof, dan zijn wij op weg de mens te worden zoals we bedoeld zijn en zullen wij volledig tot ons recht komen. Ja, dan blijft de deur van de hemelse bruiloft wagenwijd voor ons openstaan.
Tot slot
Op de plaats waar we thuis zijn mogen we nu onze levensweg vervolgen in het vertrouwen dat God ook hier bij ons aanwezig is, in verbondenheid ook met al die mensen wereldwijd, die gedreven worden door datzelfde verlangen van goedheid.
Een laatste tekst
Wijsheid is overal te vinden als je er maar voor openstaat. Wijsheid zoekt jou. Wijsheid houdt rekening met de toekomst als je niet lichtzinnig denkt. Wijsheid vraagt om verantwoordelijk gedrag. De kardinale deugd ‘prudentia' uit de oudheid nam het christendom over. Wijsheid werd een spil waarom het draait.
Allerheiligen / Allerzilen, 1 / 2 november 2020
In het voetspoor van de heiligen - met de herinnering aan onze doden
Woorden ter inleiding
Op 1 en 2 november vieren we overal, afzonderlijk of gecombineerd, op vertrouwde wijze of vanwege de omstandigheden heel anders, Allerheiligen en Allerzielen. Heiligen, mensen zoals wij, die de weg van Jezus zijn gegaan, ten einde toe. Mensen die zijn liefde hebben doorgegeven, die vervuld waren van zijn licht en dat hebben uitgestraald. Zij zijn ons voorgegaan op de weg van het geloof. Vandaag gedenken wij hen, die grote menigte uit alle landen en volken, van elke stam en taal.
En we staan stil bij de mensen van wie we hielden en die in de afgelopen tijd stierven. We denken aan hen terug, aan de grote eenzaamheid soms, aan de onbereikbaarheid op het moment van sterven, en we delen ons verdriet. Niet alleen onze lieve doden staan in dat heldere, warme licht van God, maar ook wij mogen dat. De profeet Jesaja zegt het zo: “God zal de sluier die ons omgeeft, wegnemen.” Hij is onze God. Zo maakt Hij ons gemis en ons verdriet zachter en draaglijker, en geeft Hij ons uitzicht op de toekomst, die wij vinden in Hem.
Woorden om ontferming
Voor al die momenten waarop wij ons hebben afgesloten voor het goede vragen wij God om vergeving.
Heer, ontferm U over ons.
Lezingen van Allerheiligen
Apocalyps 7,2-4.9-14
1 Johannes 3,1-3
Matteüs 5,1-12a
Ter overweging
In zoveel duister om me heen zoveel verlies, zoveel afgesloten zijn, alleen in mijn huis, mijn kamer, vaak ver van de ander zoek ik U en roep: Waar zijt Gij... Waarom hoor Je me niet? Waarom ben Je of was Je dit jaar niet op je plaats en waarom kijk Je een andere kant op?
In mijn verlatenheid kom ik je niet tegen...
Stilte om me heen, eenzaamheid, afgesloten van de buitenwereld van kostbare mensen...
Leegte, stilte is het dat ik voel... en toch zoek ik want wat is een mens alleen...
Is het dan toch wat anderen vóór mij hebben ervaren dat Gij zelf in die stilte zijt in die leegte verlaten?
Is het toch dat Gij dáár zijt en juist nu mij draagt?
Geef me als het zo is de kracht om dit te geloven, te vertrouwen, te aanvaarden en als het mogelijk is te ervaren...
Amen.
Zr. Ancilla Martens
Woorden tot slot bij Allerzielen
In deze dagen zoeken wij troost bij elkaar; troost in de herinnering en het gemis aan onze liefste mensen, onze vrienden, buren, bekenden, met hen met wie we het leven deelden, dichtbij en ver weg;
troost bij God zelf, die door woorden van oudsher en van nu, ons leven draagt en ons een richting wijst;
die ons mensen draagt, zelfs als wij onze handen moeten openen voor een niet-begrijpen van een waarom en een hoe.
Mogen we geloof en vertrouwen ontvangen dat God met ons meetrekt op de weg van het leven.
Een gebed
Almachtige, eeuwige God, Gij laat ons vandaag de verdiensten van al uw heiligen in één plechtige viering gedenken.
Wij bidden U: schenk ons uw overvloedige barmhartigheid, waarnaar wij verlangend uitzien, omdat een ontelbare menigte voor ons ten beste spreekt.
Altaarmissaal, hoogfeest van Allerheiligen
30ste zondag door het jaar, 25 oktober 2020
Woorden ter inleiding
Iedere keer weer klinkt het Woord van God. Maar begrijpen wij die woorden wel? De Bijbel is immers beslist geen gemakkelijk boek. Om ons tegemoet te komen horen we dit weekend hoe de Bijbel wordt samengevat in één enkel gezegde. Een korte en krachtige samenvatting van Gods Woord. Om nooit meer te vergeten. Maar vooral om te doen op de plek waar wij wonen en werken.
Even pas op de plaats
We worden stil om aandacht te geven aan onze fouten van elke dag.
Staan we stil bij wellicht toch al die momenten dat wij de oproep van God -om er voor elkaar te zijn, elkaar lief te hebben- niet hebben willen horen, er niet naar hebben gehandeld.
Heer ontferm U over ons.
De lezingen van de zondag
Exodus 22,20-26
1 Tessalonicenzen 1,5c-10
Matteüs 22,34-40
Woorden ter overweging
Als het je moeilijk valt je naaste te beminnen, begin dan maar met God te beminnen, want God is liefde. God is die goed is. Daar begint Jezus in zijn uitleg ook mee: Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart, geheel uw ziel en geheel uw verstand.
God beminnen in drie stappen: ‘met geheel je hart’, dat wil zeggen met je menselijke liefde. Houd van God zoals je ook van een mens kunt houden, er mag best wat emotie bij komen kijken, het is een liefhebben dat je hart moet raken en vullen, helemaal.
De tweede stap is ‘met heel je ziel’: de ziel is het leven dat je bezielt, dat je levend maakt. En als dat leven en geschenk is van God, dan vindt het meest innige contact met God plaats in en door de ziel van de mens. God beminnen met heel je ziel is zó leven, dat God de ziel van je leven is, dat Hij zijn adem, zijn geest blaast in al onze activiteiten en woorden.
Ten derde ‘met heel je verstand’: geen gedachte meer zonder God, Hij is er altijd bij, Hij vult heel je gedachte.
Drie stappen of fasen waarmee we God meer kunnen beminnen. En Jezus belooft: “Wie deze stappen zet, vervult vanzelf de gehele Wet”.
Woorden tot slot
Heb God lief door de ander lief te hebben, want hij of zij is gelijk aan jou!
Een uitspraak, die zo goed te verstaan is dat wij er niet omheen kunnen. Als we er naar handelen dan zijn we samen Gods kerk, die er is voor het heil van velen, de minsten voorop. Dat moet gaan lukken, want wij hebben elkaar en God bemoedigt en bevestigt ons.
Toegift: Verstopte zintuigen
Wie vol is van zichzelf, heeft geen oog voor wat de ander ziet, geen oor voor wat de ander hoort. Zijn zintuigen zijn verstopt, niet alleen voor de mens zelf maar ook voor het geheim, dat in hem schuilgaat. Hij raakt ook verstopt voor het geheim, dat ons leven draagt, voor God zelf, die wil worden gekend door mensen heen. Als God het diepste geheim is van ons menselijk bestaan, dan moeten we zijn wezen en handelen leren zien en horen en voelen door mensen en dingen heen. We leven vaak zo oppervlakkig aan de buitenkant van ons leven en te weinig in de diepte, in de stilte van ons hart waar Hij aanwezig is en intiemer dan wij vermoeden.
Wie openstaat voor mensen, bloeit open voor God. Wie openstaat voor God, staat op een andere wijze tussen mensen. Wie voor God en mensen openstaat, raakt ook open voor zichzelf. Hij komt tot het besef niet voor zichzelf te bestaan, maar voor de mensen om hem heen. Hij wordt ontvankelijk en leeg, om vol te worden van de ander. Als onze zintuigen opengaan, gaat ook ons hart open om ruimte te maken voor de ander met een kleine en grote letter.
Uit: Geloven in het visioen, Ton Baeten, o.praem.
29ste zondag door het jaar, 18 oktober 2020
Twee keuzes, één weg!
Geeft dan aan de keizer wat de keizer toekomt, en aan God wat God toekomt.
Matteüs 22, 21b
Inleiding op de viering
Ook in dit weekend krijgen we de gelegenheid om de Heer te ontmoeten in de eucharistie. In Woord en Sacrament. Weliswaar kunnen we maar in kleinere groepen van gelovigen samen komen, maar toch: het kan.
Zo zijn we samen in gebed, in verbondenheid met velen.
De lezingen van de zondag laten ons weten dat God maar één ding van ons vraagt: dat we in Hem geloven en op Hem vertrouwen. Niet uit dwang, maar van harte. Hij vraagt ons om Hem toe te laten in ons hart, om zo steeds meer beeld van God te zijn.
Om vergeving
Het diepe besef dat wij Christus toebehoren, is niet zo gemakkelijk in daden om te zetten.
En met daden bewijzen hoe goed we zijn, hoe christelijk is dat?
Laten we ons in stilte bezinnen op onszelf en op de vraag hoe wij ons geloof beleven, hoe onze daden getuigen van Gods liefde - of niet. Daarbij mogen we erop vertrouwen dat God zich over ons ontfermt, over al ons doen en laten.
Heer ontferm U over ons.
De lezingen van de zondag
Jesaja 45, 1.4-6
1 Tessalonicenzen 1, 1-5b
Matteüs 22, 15-21
Woorden ter overweging
In de evangelielezing wordt Jezus het vuur aan de schenen gelegd: Hij moet kiezen tussen gehoorzaamheid aan de wetten van het joodse volk en aan de Romeinse overheid. Hij kiest er echter voor om voor beide te kiezen en tegelijkertijd duidelijk te maken dat God enig en uniek is. Hij kiest vanuit zijn diepe en intieme verbondenheid met God. Jezus kan niet anders: Jezus ís God!
En hoe is dit voor ons? Welke keuzes krijgen wij in ons dagelijks leven voorgelegd? Kiezen wij voor geld en macht, of voor vaste patronen, omdat het nu eenmaal zo is? Of laten we onze keuzes bepalen door onze verbondenheid met God? Zoals Jezus eigenlijk niet anders zou kunnen dan dit te doen, omdat Hij God is, zo zouden ook wij eigenlijk niet anders moeten kunnen: wij zijn immers geschapen naar Gods beeld en gelijkenis. Wij mogen ons bij de lezingen van deze zondag best afvragen door wat - of beter nog door wie (Wie) - we onze keuzes laten bepalen.
God heeft ons lief, zo zegt ons Paulus in de tweede lezing, Hij heeft ons uitverkoren om zijn evangelie te verkondigen in woorden, maar meer nog in ons handelen in het dagelijks leven. We krijgen vele keuzes, maar er is één weg die ons wordt voorgehouden. Een weg die ons uiteindelijk echt gelukkig kan maken. Deze zondag zullen wij bidden dat God ons in beweging zet om die weg te gaan, met de Heer, in de kracht van de heilige Geest.
Woorden tot slot
Woorden van eeuwen worden ons aangereikt. Kunnen we ons toevertrouwen aan God?
De goede wensen van Paulus verstaan?
Het verrassende antwoord van Jezus, waarin Hij uitlegt wat de wereldse overheid toebehoort en wat aan God?
Laten we proberen ons hart en onze oren te openen, want ze kunnen richting geven aan onze weg doorheen het leven.
Geloven in het visioen
In ons kerk-zijn moet de levende Christus centraal staan. Niet de structuren, de regels en de wetten, maar de beweging van mens tot mens, van mens tot God en omgekeerd. Onze woorden en daden moeten het leven van Christus voortzetten. Christenen zijn geroepen Hem te realiseren in de wereld van onze tijd. Alleen op deze manier worden we het levend lichaam van Christus en zijn we van betekenis voor deze wereld. Het gaat niet primair om het overeind houden van het instituut, het gaat allereerst om het in stand houden van de beweging. Levend lichaam van Christus zijn is de kern van ons kerk-zijn. In ons gemeenschappelijk vieren en bidden, in onze omgang met elkaar, in onze inzet voor anderen. Of anders gezegd: in de totaliteit van ons leven zal zo zichtbaar worden wie Jezus voor de wereld wilde zijn. Noodzakelijk daartoe is dat er een levende relatie bestaat tussen Jezus en ons. Hij draagt ons, wij dragen Hem en slechts op die wijze zal er een groeiende eenheid ontstaan tussen Hem en ons.
Ton Baeten o.praem
28ste zondag door het jaar, 11 oktober 2020
Zalig zij die genodigd zijn
Het bruiloftsmaal staat klaar, maar de genodigden waren het niet waard.
Gaat dus naar de kruispunten der wegen en nodigt wie ge er maar vindt, tot de bruiloft.
Matteüs 22, 8-9
Woorden ter inleiding
Jezus vertelt ons het verhaal van een koning, die mensen uitnodigt voor het bruiloftsfeest van zijn zoon. Sommigen negeren de uitnodiging, anderen menen iets beters te doen te hebben, weer anderen vermoorden zelfs de bode van de uitnodiging.
Maar dat weerhoudt de koning er niet van anderen uit te nodigen voor het feestmaal. Hij nodigt ook jou uit! Neem de uitnodiging aan. Je zult er geen spijt van hebben. Maar het is niet zonder consequenties....
Om Gods ontferming
Goede God, van U hebben wij al het Goede om niet ontvangen.
Het lukt ons niet altijd op een juiste manier met al die goede gaven om te gaan.
U kent ons door en door en U nodigt ons uit onze tekortkomingen aan U voor te leggen.
Heer, ontferm U over mij.
De lezingen van de zondag
Jesaja 25, 6-10a
Filippenzen 4, 12-14.19-20
Matteüs 22, 1-14
Woorden ter overweging
Waar het vandaag om gaat is de onverschilligheid waarmee de best mogelijke uitnodiging wordt afgeslagen. Vandaar de woede van de koning. Hiermee wil niets worden gezegd over de koning, maar over hoe onverschillig de gasten zijn met wie de koning het beste voor heeft, aan wie hij het beste van het beste geven wil. Lees de kwaadheid als de gedrevenheid van God waarmee Hij duidelijk wil maken hoe groot zijn liefde voor de mensen is.
De parabel heeft uiteraard ook aan ons iets te zeggen. God nodigt ook ons allen uit om naar het feest van zijn Zoon te komen, naar het bruiloftsmaal van de Heer, oftewel naar zijn Kerk te komen om eucharistie te vieren, als voorbode op het hemels gastmaal. Hoe velen blijven niet onverschillig voor de smeekbede. Maar dat weerhoudt God niet. We zien dat Hij iedereen uitnodig; de genade wordt aan iedereen geschonken. God laat immers de zon schijnen over iedereen en ook de regen neerdalen over goeden en slechten.
Dan dat merkwaardige slot. Er is iemand gekomen, die niet gekleed is op deze gelegenheid. Om die reden wordt hij aan handen en voeten gebonden en vervolgens buiten gegooid. Waar gaat het om: als genade geschonken wordt, moet je deze wel aanvaarden en er iets mee doen! Van ons wordt verwacht dat we ons als christenen gedragen, dat we ons talent niet in de grond verbergen. De uitnodiging aanvaarden, maar dan vervolgens de gastheer alsnog beledigen door totale onverschilligheid, dat kan niet.
Laatste woorden
Gaan wij nu voort met ons leven, met uw uitnodiging in ons hart.
Gaan wij naar de kruispunten der wegen om uit te nodigen wie wij maar vinden voor uw bruiloft, om met elkaar op weg te gaan en te bouwen zodat uw schepping, onze aarde,
steeds meer gaat gelijken op uw Koninkrijk.
Een gedachte tot slot
Ontvangen
God nodigt je uit, je bent welkom om wie je bent,
niet om wat je doet of gepresteerd hebt, maar omdat Hij van je houdt.
Jij mag er zijn en je hoeft er echt niets voor te doen,
of iets te laten je bent zijn kind en Hij geeft speciaal om jou.
Volg je zijn verzoek durf je er echt op in te gaan?
Voel ‘t in je hart, toon je dankbaarheid als je prachtigste kleren.
Voel zijn Kracht in jou zijn stok en ook zijn herdersstaf
zijn voor jou moed en ook vertrouwen op weg door donkere kloven.
Ja, al het Goede krijg je van de Heer om niet,
toon je dankbaarheid door het steeds weer in te zetten voor de ander!
27ste zondag door het jaar, 4 oktober 2020
Geen wrange vruchten
Hij zal de wijngaard aan andere wijnbouwers verpachten, die hem de opbrengst op de vastgestelde tijd zullen afdragen. Matteüs, 21, 41b
Woorden ter inleiding
Kijk je wel eens terug op de dag, je afvragend:
wat heb ik vandaag gedaan, wie heb ik ontmoet,
was het een goede en vruchtbare dag, of toch niet?
Dag na dag leven wij ons leven,
ongetwijfeld met goede intenties, maar soms ook richtingloos,
zoekend naar de weg die liefde heet,
hopend op de mens die vrede brengt.
De Schrift daagt ons uit die weg van liefde zelf te banen,
de mens van vrede zelf te zijn.
Durven wij dat, kunnen wij dat,
durven wij te gaan in het voetspoor
van die ene mens: Jezus van Nazaret?
Om ontferming bidden wij,
Keren wij ons tot de liefdevolle God,
om herstel van gebroken relaties,
om heelheid en vrede,
om kracht tot liefde.
Heer, ontferm U over ons.
De lezingen van de 27ste zondag door het jaar
Jesaja 5, 1-7
Filippenzen 4,6-9
Matteüs 21,33-43
Om te overwegen
Kijken we naar onszelf. Wie sluit ik buiten? Welke zure vruchten draag ik? Waar blijf ik vruchteloos? Waar moet ik worden bijgesnoeid? Brengen wij, door God met genade begoten en overstraald, vruchten voort, goede vruchten, vruchten die passen bij het Rijk van God? Brengen wij in praktijk wat Jezus ons voorhoudt? Vestigen wij onze aandacht op wat waar en edel is, wat rechtvaardig is en rein, beminnelijk en aantrekkelijk? Of staat ons leven bol van onwaarachtigheid, van onrechtvaardigheid, van onreinheid, liefdeloosheid, wanstaltigheid en smakeloosheid? Een gewetensonderzoek op dit punt kan nooit kwaad: aan God vragen om je bij te snoeien, om je vruchten te laten dragen van goedheid. Opdat zijn gaven aan ons niet tevergeefs zijn. En wij nooit zullen vergeten om ook de goede vruchten te zien en Hem daarvoor te danken. Dan zal de God van vrede met ons zijn.
Woorden tot slot
Durven wij het aan om een weg van liefde te banen, dwars door alle chaos van het leven heen? Durven wij mensen van vrede te zijn, ook al ontmoeten wij veel weerstand? Met de kracht van Gods liefde kunnen wij dat, durven wij dat.
Een gebed van Franciscus van Assisi (1181-1226)
Heer, maak mij een instrument van uw vrede.
Laat mij liefde brengen waar haat heerst,
laat mij vergeven wie mij beledigde,
laat mij verzoenen wie in onmin leven,
laat mij geloof brengen aan wie twijfelt,
laat mij waarheid brengen aan wie dwaalt,
laat mij hoop brengen aan wie wanhoopt,
laat mij licht brengen aan wie in duisternis is,
laat mij vreugde brengen aan wie bedroefd zijn.
Laat mij niet zoeken getroost te worden, maar te troosten,
niet begrepen te worden, maar te begrijpen,
niet bemind te worden, maar te beminnen.
Want het is toch door te geven, dat men ontvangt,
Door te verkiezen, dat men vindt,
door te vergeven, dat men vergiffenis ervaart,
door te sterven, dat men verrijst tot het eeuwige leven. Amen.
26ste zondag door het jaar, 27 september 2020
Wie doet de wil van de Vader?
Voorwaar, ik zeg u: “De tollenaars en de ontuchtige vrouwen gaan eerder dan gij het Rijk Gods binnen”.
Matteüs 21, 29-31b
Inleidende woorden
Gelukkig dat mensen ook onvoorspelbaar zijn! Wie heeft als mens niet meegemaakt van gedachten te veranderen en -na zich eerst te hebben verzet- toch in te gaan op de vraag van een ander? We kunnen hiervan zeggen: voortschrijdend inzicht, of ook wel: met de kennis van nu. Vaak wordt dit gebruikt om te camoufleren dat men toen een vergissing heeft begaan. Echter: het kan ook dat een mens zich omkeert, zich bekeert zelfs, op de schreden terugkeert. We noemen dat bekering, of liever: je opnieuw keren naar die ander die je nodigt. Zo nodigt God ook.
Om Gods ontferming
Stellen wij ons onder de barmhartige blik van God,
bidden wij om vergeving en om de wijsheid een nieuwe weg te kunnen gaan.
Heer, ontferm U over ons
De lezingen van de zondag
Ezechiël 18,25-28
Filippenzen 2,1-11
Matteüs 21,28-32
Overwegende woorden
Waar het om gaat is de vraag: hebben wij vertrouwen in God? Vertrouwen wij in Gods rechtvaardigheid en goedheid en in zijn barmhartigheid?
Jezus laat zien dat God geen dictator is voor wie je moet beven van angst. Hij is een vader, die zijn kinderen vertrouwen schenkt, hen vrij laat om te kiezen. God leert ons vertrouwen doordat Hij ons zijn vertrouwen schenkt. Beantwoorden wij zijn vertrouwen met wantrouwen zoals de Farizeeën die het zekere voor het onzekere nemen en vluchten in zelfrechtvaardiging en superioriteitsgevoel en neer zien op anderen? Of vertrouwen we echt door te vertrouwen op Gods vergeving, voor onszelf, maar ook voor andere mensen met wie we moeite hebben vanwege hun gedrag of verleden?
Wat is Jezus Christus die zijn leven voor ons gegeven heeft, anders dan Gods ultieme “ja” tegen ons.
Moge ons geloof en ons leven een ‘ja’ zijn tegen God onze hemelse Vader, en tegen zijn barmhartigheid voor alle mensen.
Tot slot
Ons hele bestaan bestaat uit het maken van keuzes.
Dat we de juiste keuzes maken gericht op het geluk van anderen.
Dat we onze keuzes bij kunnen stellen als het welzijn van de ander er om vraagt.
Moge God ons daartoe sterken.
Gebed als bezinning
Heer,
maak ons tot mensen naar het beeld van uw zoon:
met ogen die niet alleen kijken, maar ook kunnen aanzien,
met oren die niet alleen horen, maar ook kunnen luisteren,
met een mond die niet alleen praat, maar ook kan aanspreken,
met een verstand dat niet alleen begrijpt, maar ook kan verstaan,
met een hart dat niet alleen klopt, maar ook bewogen kan zijn,
met handen die niet alleen grijpen, maar zich ook kunnen openen,
met voeten die niet alleen draven, maar ook tegemoet kunnen komen,
want zo zijn wij gezegend en elkaar tot zegen.
Wim van der Zee
25ste zondag door het jaar, 20 september 2020
Mijn wegen zijn niet uw wegen
“Roep de arbeiders en betaal hen uit, te beginnen met de laatsten en zo tot de eersten.” Matteüs, 20, 8
Woorden van inleiding
“Mijn wegen zijn niet uw wegen”, horen wij vandaag als Gods woord uit het boek van de profeet Jesaja. De gedachten van God gaan die van ons ver te boven. Wij kunnen deze woorden alleen maar bevestigen, als we met bescheidenheid moeten vaststellen, dat wij naar het hoe en waarom van veel gebeurtenissen in ons leven alleen maar kunnen gissen.
Ook en misschien wel juist met de beschikking over wetenschappelijke verklaringen zijn er nog genoeg redenen om je te verwonderen en om dankbaar en bescheiden te zijn. Maar soms willen we alles in onze greep houden, soms kunnen we niet accepteren dat Gods wegen anders zijn dan de onze.
Om ontferming bidden wij
Wanneer ons denken en doen haaks staat op het koninkrijk van vrede en rechtvaardigheid dat Jezus voor ogen stond, verknoeien wij het verbond van de Heer met zijn volk. Hoe durven wij dan aanspraak te maken op rechtvaardige beloning? Heer, ontferm U over ons.
De lezingen van de zondag
Jesaja 55, 6-9
Filippenzen 1, 20c-24.27a
Matteüs 20, 1-16a
Ter overweging
Het is heel belangrijk om het perspectief van hoe God kijkt op het spoor te komen. Veel conflicten tussen mensen ontstaan doordat je vaak iets alleen maar vanuit je eigen perspectief bekijkt. Dat geldt niet alleen maar in families, bijvoorbeeld bij conflicten over erfenissen, maar ook in de samenleving, bijvoorbeeld bij spanningen tussen de verdeling van de welvaart. Belangenconflicten tussen ouderen en jongeren, tussen woningzoekenden en mensen die ‘meteen' een huis krijgen toegewezen, tussen de ene beroepsgroep die zich ergert aan de andere, omdat daar het inkomen wel steeds stijgt, en ga zo maar door.
Onze vorige paus heeft wel eens gezegd dat het evangelie niet geschikt is als directe handleiding voor politieke programma's, maar het laat ons het perspectief zien van het Koninkrijk der hemelen, het perspectief van God. Wat heeft dat perspectief ons dan voor het hier en nu te zeggen? Kijken we naar de parabel uit het evangelie. We kunnen ons gemakkelijk identificeren met de werkers van het eerste uur en ons erover ergeren dat anderen met veel minder inzet hetzelfde krijgen. Gesteld dat dat ons perspectief is. We zijn dan gemakkelijk geneigd te oordelen over ‘mensen van het elfde uur' als luiwammesen en profiteurs.
Maar we kunnen het ook vanuit een ander perspectief bekijken, namelijk, dat die mensen van het elfde uur wanhopig de hele dag hebben gewacht op werk, terwijl de hoop vervloog dat ze die ene volle denarie, nodig om een dag van te leven, nog konden verdienen.
Dat ze die dan toch krijgen, is geen verdienste, maar genade. Vandaar dat de landeigenaar zegt: “Mag ik soms met het mijne niet doen wat ik verkies, of zijt gij kwaad, omdat ik goed ben?” De landeigenaar rekent niet, maar kijkt naar wat die mens nodig heeft om van te leven, is barmhartig en daarom is hij een beeld van God zelf en van Jezus zelf aan het kruis, die de rover op het laatst van zijn leven alsnog vergeving schenkt.
Toen hebben Maria en Johannes, die onderaan het kruis stonden als werkers van het eerste uur, die trouw bleven aan Jezus tot en met zijn dood, niet geprotesteerd tegen Jezus' barmhartigheid; zij begrepen dat zijn wegen niet onze wegen zijn en dat Gods gedachten verheven zijn boven de onze.
Veel problemen tussen mensen ontstaan door jaloezie en dat ontstaat door onderling vergelijken en dat alles uitsluitend vanuit je eigen perspectief. “Ik heb hier hard voor gewerkt, altijd mijn best gedaan en kijk die anderen eens die.... ” .
Het is veel gezonder en het geeft veel meer rust God te danken voor wat we zijn en wat we hebben, in plaats van ons steeds maar te vergelijken met anderen. Het loont zeker de moeite om naar de dingen te kijken in het perspectief zoals God ze ziet, hoe ver zijn gedachten ook verheven zijn boven die van ons. Het perspectief van God geeft meer vrede in onze ziel en in onze samenleving dan welk ander perspectief ook.
Tot slot
Mag Jezus zelf ons helpen zijn voorbeeld te volgen in ons dagelijkse denken en doen. Als eredienst aan God en als wederdienst aan onze naasten.
Tekst als bezinning
God ziet je, wie je ook bent. En God roept je bij je naam. Hij ziet je en begrijpt je, omdat hij jou gemaakt heeft. Hij weet wat in je is, al je bijzondere gevoelens, je gedachten, je neigingen, je smaak, je kracht en je zwakte. God ziet je op je dag van vreugde en op je dag van verdriet. Hij leeft mee in je hoop en in je beproevingen. Hij interesseert zich voor je angsten en herinneringen, voor heel de op- en neergang van je geest. Hij heeft de haren van je hoofd en de centimeters van je lichaam geteld. God omhelst je en draagt je in zijn armen. Jij houdt niet méér van jezelf dan dat God van jou houdt.
John Henry kardinaal Newman
24ste zondag door het jaar, 13 september 2020
Zeventig maal zeven maal
De heer kreeg medelijden met die dienaar, liet hem gaan en schold hem de geleende som kwijt. Matteüs 18, 27
Inleidende woorden
Een van de moeilijkste dingen is wel: elkaar van harte kunnen vergeven. Er is zoveel gebeurd, de stellingen zijn ingenomen, en dan? Als er een wil is om er uit te komen, is dit een prachtige basis. Vaak loont het de moeite om met kleine pasjes te gaan. Wie in het klein durft te vergeven, zal ook de grote stappen kunnen maken. Als we maar het geluk van de ander durven te zien en ons daartoe durven bekeren.
Om vergeving
Zeven maal zeventig maal vergeeft God ons,
is wat wij vandaag lezen.
God blijft ons vergeven en helen
Zelf hebben we soms moeite om te helen en te vergeven:
het vergeven van anderen, het vergeven van onszelf.
Heer, ontferm U over ons.
De lezingen van de zondag
Sirach 27, 30-28, 7
Romeinen 14, 7-9
Matteüs 18, 21-35
Woorden om te overwegen
Wat een last valt er van je af, als je te horen krijgt dat je schuld kwijtgescholden wordt, dat je een nieuw begin mag maken: een schone lei. Dat is precies wat we voelen als we het sacrament van boete en verzoening hebben ontvangen. Hoe heerlijk is het dat te mogen ervaren! Hoe geweldig is het als we dat aan een ander kunnen schenken, als iemand naar ons toe komt en vraagt om vergeving.
In de praktijk ligt het vaak wel wat complexer. Iemand die iets fout gedaan heeft, zal zich daar misschien wel voor schamen. Het zal niet gemakkelijk zijn uit eigen beweging te vragen om vergeving. Soms kan het goed zijn, mocht jou iets misdaan zijn, om de hand te reiken aan degene die het je misdaan heeft. Dat kan heel bevrijdend werken. Voor beiden.
Woorden tot slot
De wijsheid van God vertelt ons:
‘Vergeef uw naaste zijn onrecht: dan worden, wanneer gij erom bidt, uw eigen zonden kwijtgescholden.’
Mogen wij mensen zijn die in staat zijn te vergeven.
Woorden van bezinning
Uit het gebed van Franciscus van Assisi
.....want het is toch door te geven dat men ontvangt,
door te verliezen, dat men vindt,
door te vergeven, dat men vergiffenis ervaart,
door te sterven, dat men verrijst tot het eeuwige leven.
23ste zondag door het jaar, 6 september 2020
Spreken vanuit liefde
Wanneer twee van u eensgezind op aarde iets vragen -het moge zijn wat het wil- zullen zij het verkrijgen van mijn Vader, die in de hemel is. Matteüs 18, 19
Inleidende woorden
Heeft u weleens tegen iemand gezegd: ‘Ik wilde dat je dat eerder tegen mij had gezegd.’ Soms wordt ons pas veel later verteld, dat we verkeerd bezig waren. Hoe komt dat toch? Waarom zijn we soms zo bang om elkaar tijdig te waarschuwen of advies te geven? Vaak omdat ongevraagde hulp of adviezen opgevat worden als ongewenste bemoeizucht. De profeet Ezechiël spoort ons echter aan om elkaar te waarschuwen en Paulus voegt daar iets belangrijks aan toe: doe dat vanuit liefde. En ook Jezus drukt ons op het hart dat we verantwoordelijk zijn voor elkaar.
Bidden om ontferming
Laten wij ons tot God keren
en bekennen waar het ons niet gelukt is
zijn gebod van de liefde te onderhouden.
Heer ontferm U over ons.
De lezingen van de 23ste zondag door het jaar
Ezechiël 33, 7-9
2 Romeinen 13, 8-10
Matteüs 18, 15-20
Om te overwegen
Aan het begin van de Bijbel horen we Kain, die zijn broer Abel vermoordde de volgende woorden tegen God zeggen: “Moet ik dan op mijn broer passen”? Hij weigert de verantwoordelijkheid voor zijn broer op zich te nemen. Deze houding zit ook heel diep in ons. Ergens in ons denken we: “Iedereen is toch voor zichzelf verantwoordelijk”. Of: “Zij moet toch zelf weten wat ze doet”?
Jezus is hierover heel duidelijk: wij zijn verantwoordelijk voor elkaar. Die verantwoordelijkheid gaat ver - we mogen niet zeggen: “Ik had het hem toch gezegd”. Nee, één keer is niet genoeg. Als de persoon niet luistert, moet je het aan de hele gemeenschap voorleggen. Dat kunnen allemaal heel pijnlijke stappen zijn. Maar het is onze broederlijke plicht niet weg te vluchten van onze verantwoordelijkheid.
Tot slot
Gaan wij nu gesterkt de wereld weer in om de liefde, die wij van God ontvangen te delen met elkaar. Zo blijven wij samen verbonden en zal de Heer Jezus altijd in ons midden zijn.
Bezinning
Gedicht: Bidden voor verzoening
De wereld is begonnen als paradijs,
maar wat is daarvan over?
Honger, oorlog, vervuiling alom.
Het is tijd te bidden voor verzoening.
De wereld was ooit een plek voor iedereen,
maar wat is daarvan over?
Armoe, honger, uitsluiting alom.
Het is tijd te bidden voor verzoening.
Maak de wereld weer tot een echt paradijs
-met liefde is dat te doen-
waarin ieder altijd plaats heeft.
Bidden wij eensgezind ter verzoening.
Dan wordt de wereld weer zoals God bedoelt,
met liefde van mens tot mens
en tot God
en tot onszelf.
Dan is het gebed tot verzoening verhoord.
Hans-Peter Bartels ofm
22ste zondag door het jaar, 30 augustus 2020
Inleidend woord
Niets menselijks is de Bijbel vreemd. Niets menselijks is ook Petrus vreemd. Na de openbare belijdenis waarin Petrus Jezus de Messias noemt, vertrouwt Jezus hem de Kerk toe en noemt Hem de steenrots waarop Hij zijn Kerk wil bouwen. Maar als Petrus Jezus terechtwijst en daarvoor wordt afgestraft, belandt hij met beide benen op de grond. Petrus wordt van steenrots en fundament tot struikelblok. Hij moet leren dat Gods wegen niet gaan over de paden, die wij zelf in gedachten hebben. En daarmee is Petrus een gelovige om als voorbeeld te nemen. Hoofd van de Kerk en toch net als wij.
Om ontferming
Als wij onze ogen sluiten voor het onrecht om ons heen,
als wij niet durven spreken tegen geweld en verkrachting,
tegen bedrog en uitbuiting...
Als wij Gods Woord van liefde niet durven spreken,
bidden wij om nabijheid en ontferming...
Heer, ontferm U over ons...
De lezingen van de zondag
Jeremia, 20, 7-9
Romeinen 12, 1-2
Matteüs 16, 21-27
Woorden om te overwegen
Lastig blijft het. God heeft het paradijs voor ogen als Hij de wereld schept en de mensen om de wereld te behoeden en te beheren. En God ziet dat alles goed is. Dan gaat het mis en al gauw is de mens ver verwijderd van het paradijs, de poort is gesloten en hoe zal die ooit weer open gaan?
Gods Zoon zelf, Jezus Christus, is gekomen om ons die weg te wijzen. De weg van de onvoorwaardelijke liefde. Feit blijft dat ook voor wie in Jezus gelooft, wie zich aan Hem onvoorwaardelijk toevertrouwt, het leven niet verkrijgbaar is zonder kruis. Zoals ook het leven van Jezus zelf niet zonder het kruis kon worden geleefd, ja zelfs eindigde op het kruis.
In het leven van Jezus en in de traditie van de Kerk zien we en leren we het kruis, dat op ons pad komt, te dragen. We moeten het lijden niet opzoeken, niet verheerlijken of aanbidden. Maar we moeten, hoe moeilijk dat ook is en hoe te gemakkelijk dat misschien soms ook wordt gezegd, in onszelf beslissen niet bij de pakken neer te blijven zitten, we moeten het loodzware kruis optillen en stap voor stap op weg gaan. Met vallen en met opstaan. Soms met hulp van anderen, zeer helpend kan dat zijn en troostend, maar soms ook helemaal alleen, zonder die hulp.
Mijn kruis dragen in vertrouwen en geloof. Je kruis is geen straf van God, maar het is een uitdaging op je pad, een uitdaging die je met Gods hulp en genade wil aangaan. Moge het ons gegeven zijn, op momenten dat het kruis ons op de schouders wordt gelegd, het kruis te dragen.
Woorden tot slot
“Wie zijn leven verliest om Mijnentwil zal het vinden.” Deze woorden sporen ons aan de weg van Christus te gaan, tot het uiterste.
Bezinning
Er zijn mensen die anderen tegenhouden iets goeds te doen. Ze voelen zich daardoor bedreigd in hun comfortabel bestaan, hebben en houden liever een kleine gezichtskring: daartoe beperkt zich hun leven. Het zijn slakken, die steeds weer in hun huisje terug kruipen.
Vincent Depaul, in: Woorden voor elke dag
21ste zondag door het jaar, 23 augustus 2020
Sleutelfiguur: op deze steenrots zal Ik mijn Kerk bouwen, Matteüs 16, 18b.
Woorden om in te leiden
Jezus stelt een eenvoudige en tegelijk uitermate belangrijke vraag aan zijn leerlingen: “Wie ben Ik? Wat beteken Ik voor jou?” Dat geldt voor zijn directe apostelen maar evengoed ook voor ons. Iedereen reageert op een andere manier. Met een verschillend antwoord. Alleen Simon Petrus spreekt zich persoonlijk ten volle uit: “Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God”.
Wie Jezus voor ons is mag op deze zondag weer meer blijken. We mogen Hem beter leren kennen, zodat wij ook kunnen beamen: Hij is Gods Zoon. Heer en Verlosser van mijn leven. Tot die overgave komen is gave en opgave.
Om ontferming
Simon Petrus spreekt zijn geloofsbelijdenis uit. Maar, zeggen en doen, handelen en leven, gaat meestal niet altijd en in één keer goed. Als wij Jezus als Heer belijden dan mag dit ook verder gestalte en invulling krijgen in onze trouw en standvastigheid.
Bidden wij God om ontferming en vergeving.
Heer, ontferm U over ons.
De lezingen
Jesaja 22, 19-23
Romeinen 11, 33-36
Matteüs 16, 13-20
Om te overwegen
Als we spreken over ‘de Kerk’, dan spreken we over het hele lichaam van Christus, waarvan ook wij allen ledematen zijn en waarin wij allen onze eigen verantwoordelijkheid dragen, in eenheid en verbondenheid met onze paus en bisschoppen. De hele geschiedenis door roept de Heer mensen op zoals Eljakim en Petrus om hun plaats in te nemen in de geschiedenis van God en mensen, het leven van de Kerk. En telkens weer ontvangen mensen Gods Geest om die taak te vervullen vanuit hun verbondenheid met God. Dat geldt niet alleen voor historische sleutelfiguren, niet alleen voor paus en bisschoppen vandaag, maar voor ieder van ons. God heeft ook ons geroepen. En in het doopsel en vormsel zijn wij kinderen van God geworden en hebben wij zijn Geest ontvangen om de gaven en talenten, die Hij ons heeft geschonken in te zetten voor de verkondiging van het evangelie, de dienst van de naastenliefde en de opbouw van het koninkrijk van God. We mogen de Heer in gebed vragen of Hij ons duidelijk wil maken waartoe Hij ons geroepen heeft en we mogen erop vertrouwen dat ook wij een schakel zijn in zijn plan, in het realiseren van zijn Koninkrijk.
Moge het zo zijn dat wij, in verbondenheid met de gehele Kerk, voor velen in onze eigen omgeving sleutelfiguren zijn tot een leven met de Heer.
Woorden tot slot
Wij worden actief gevraagd, uitgenodigd, ons geloof uit te spreken en te belijden in het leven van alledag. Doen we dat? Wat we horen mogen we vieren en beleven? In het spoor van Petrus en de apostelen. In het spoor van zovelen voor ons. En doorgeven aan onze kinderen en kleinkinderen. Aan eenieder die ons lief is. In de wereld van vandaag.
Een gedachte tot slot
Waarvan ben jij bezeten?
Wat motiveert jou?
Dát wat je hebt en houden moet
aan kennis, bezit en macht?
Of is het de geest van Jezus,
die jou bescheiden vraagt
iemand te worden voor iemand anders?
Vincent Depaul, Woorden voor elke dag
20ste zondag door het jaar, 16 augustus 2020
Grenzeloos geloof
Daarop zei Jezus haar: “Vrouw, ge hebt een groot geloof! Uw verlangen wordt ingewilligd.”
En van dat ogenblik was haar dochter genezen. Matteüs 15, 28
Inleidende woorden
Jezus is begonnen als gezondene naar zijn eigen Joodse volk. Echter: in de ontmoeting met mensen is Hij gebracht tot een veel dieper inzicht van Gods bedoelingen met onze wereld. Jezus heeft ontdekt dat zijn Blijde Boodschap ook over de grenzen van het Joodse volk voor ‘alle volkeren’ is bestemd. Gelukkig dat Hij kon aansluiten bij sommige profeten uit het Oude Testament waar deze intuïtie reeds aanwezig was. Wij zijn eraan gewend dat het christendom overal op de wereld is doorgedrongen. Maar deze universele oriëntatie gaat verder, niet alleen geografisch. De Blijde Boodschap is ook bedoeld om alle facetten van het menselijke bestaan te doordesemen.
Om ontferming
Algoede Vader, U wilt ons vreugde laten ervaren, wie wij ook zijn, vanwaar wij ook komen zolang wij U willen dienen. Dat lukt ons niet altijd, dan sluiten wij ons hart voor anderen, voor U, voor onszelf.
Maar U kent geen berouw dat U ons hebt geroepen en U geeft ons telkens een nieuwe kans opnieuw te beginnen door waarin wij tekort zijn geschoten, aan U voor te leggen.
Lezingen
Jesaja 56, 1.6-7
Romeinen 11,13-15.29-32
Matteüs 15, 21-28
Woorden ter overweging
De Kananese vrouw in het evangelie roept luid om medelijden. Ze verkeert in grote angst om haar kind en het kwaad dat haar levensgroot bedreigt. Ze roept naar Jezus, want Hij draagt de naam ‘God redt’. Maar er komt geen antwoord, het blijft stil op haar angstig roepen. Het is alleen door een vast vertrouwen, door een groot geloof, dat zij volhardt in haar pogingen en haar keel schor schreeuwt om hulp. Pas na lang roepen komt er uiteindelijk antwoord, maar het is afwijzend. Haar verzoek kan niet worden ingewilligd, de redding van God is alleen bestemd voor de kinderen van God, voor zijn uitverkorenen, zijn volk. Maar dan blijkt de vrouw in nood uiterst creatief: als zij dan geen kind van de hemelse Vader kan zijn dat recht heeft op levengevend brood, dan neemt ze er ook wel genoegen mee een heidense hond te zijn, die bij de kinderen om kruimels en korstjes komt schooien. Is het brutaal om Jezus tegen te spreken? Misschien wel, maar het heeft effect. Jezus weet nu wat Hij weten wil: dat deze vrouw een geloof heeft dat bergen verzet, een geloof dat de wereld kan veranderen, een geloof dat van dood nog leven weet te maken. Ze volgt Hem niet alleen op de voet om iets van Hem gedaan te krijgen, ze volgt Hem ook als volgeling, als iemand die alles van Jezus verwacht. Voor haar is niets wanhopig, hoe uitzichtloos haar lijden ook lijkt. Ze gelooft met een innerlijke overtuiging dat Jezus zijn naam, God-redt, ook voor haar waar zal maken. Of zoals Paulus het zegt: God heeft door Christus allen ingesloten in zijn ontferming, zijn barmhartigheid.
Woorden tot slot
Vergezeld van Gods Geest mogen wij nu in vrede onze weg doorheen het leven vervolgen en weer andere mensen ontmoeten over alle grenzen heen en in hen, onze broeders en zusters, kinderen van God ontdekken.
Woorden om te bezinnen
Verlangen,
U hoorde hoe de Kananese vrouw die de Heer achterna riep, zocht, vroeg en klopte en u hoorde ook hoe er voor haar werd opengedaan. Van haar leren we dus te zoeken; dan kunnen we vinden, te vragen; dan kunnen we krijgen en te kloppen; dan kan er voor ons worden opengedaan. De vraag is dus: waarom wilde de Heer niet geven wat Hem werd gevraagd? Hij was toch niet onbarmhartig? Zeker niet, Hij wist precies wanneer Hij het zou geven, maar Hij stelde het moment waarop nog even uit. Hij ontzegde haar zijn gunst niet, nee, Hij wakkerde haar verlangen aan.
Augustinus, preek 77A
19de zondag door het jaar, 9 augustus 2020
Wees niet bang, Ik ben het!Nadat zij in de boot gestapt waren, ging de wind liggen. De inzittenden wierpen zich voor Hem neer en zeiden: “Waarlijk, Gij zijt de Zoon van God”.
Matteüs 14, 32-33
Inleidende woorden
Angst is een verlammende emotie. De één is er misschien beter tegen bestand dan de ander, maar niemand ontkomt in zijn of haar leven aan momenten waarop angst en twijfel dreigen te overheersen. Existentiële crisismomenten: als er iets verschrikkelijks gebeurt, als je leven op zijn grondvesten staat te schudden en je het gevoel hebt dat alle bodem onder je voeten wegschuift. Hoe groot is dan de behoefte aan bemoediging en troostende nabijheid, van een ander, die om je geeft. Deze zondag horen we verhalen over mensen die bang zijn, zo bang als de dood. En over die ander, die Ene, die om ons geeft en zegt: “Kom maar, wees niet bang, Ik ben het"!
Om ontferming
Wees mij genadig, Heer, bij U weet ik mij geborgen. Heer, ontferm U.
Kom mij vanuit uw hemel tegemoet met uw hulp en met uw redding. Christus, ontferm U.
Op U vertrouw ik, Heer, op U vertrouw ik, mijn hart weet zich bij U gerust. Heer, ontferm U.
De lezingen
1 Koningen 19, 9a.11-13a
Romeinen 1-5
Matteüs 14, 22-33
Woorden ter overweging
In de lezing uit het evangelie van deze zondag zijn de leerlingen volledig gefixeerd door de tegenwind, die zij ervaren bij het varen in de boot. Bij die tegenwind kunnen wij ons van alles voorstellen. In de eerste lezing bestaat de tegenwind er voor de profeet in, dat hij geen succes heeft gehad met zijn verkondiging en op de vlucht moest voor zijn vervolgers en uitgeput bij een grot aankwam. In allerlei vormen kennen wij ook tegenwind in het dagelijks leven. De een kan er beter mee overweg dan de ander. Voor de een is tegenslag een uitdaging om er nog harder tegenaan te gaan, een ander laat zich sneller uit het veld slaan. Ook dat laatste is niet per se een ramp: we zien het aan Petrus, ook als hij begint te zinken, vangt de Heer hem op.
Vaak zijn juist de momenten van zwakheid in het leven, de momenten waar wij ons voor schamen, de belangrijkste momenten, omdat wij daar ervaren hoe de Heer ons opvangt als wij tenminste om zijn hulp durven te roepen en zijn hulp durven toe te laten.
In het evangelie mag Petrus ervaren en mogen wij lezen hoe de ontroerende woorden van Jezus vrede brengen: “Vrees niet, Ik ben het”. Daardoor durft Petrus over het water te lopen. Maar als hij dan de aandacht van Jezus afwendt en toch weer onder de indruk komt van de wind, begint hij wederom te zinken. Zo maken de woorden van Jezus ons duidelijk hoe uiterlijke kracht zijn basis vindt in innerlijke vrede en vertrouwen op Hem.
Tot slot
Vervolg de weg van het leven in vrede. Wat ook op u wacht, weet dat God altijd weer zegt: “Wees niet bang, Ik ben er.”
Bezinning
Heer,
toen ik in het diepe dal zat en geen spatje meer zag van het licht aan de top,
heb ik U aangeroepen en het werd lichter.
Het licht kwam in het dal en langs het licht klauterde ik weer omhoog, moeizaam,
maar eenmaal aan de top zag ik het licht in volle glorie.
Het leed was geleden en dankbaar heb ik uw licht omhelsd.
Nu weet ik zeker: U bent het stralende licht aan de top van de berg,
maar ook de schittering van het vonkje in het dal.
Toon Hermans, Nieuw Gebedenboek
.
18de zondag door het jaar, 2 augustus 2020
Deel wat je hebt.
“Allen aten tot ze verzadigd waren en aan overgebleven brokken haalde men nog twaalf volle korven op.” Matteüs 14, 20
Inleidende woorden
Bij Jezus is overvloed omdat Hij deelt van Gods liefde. Kunnen wij die overvloed ervaren en durven we er zelf van delen?
Woorden om Gods ontferming
Wij beseffen dat wij anderen tekort doen als wij krampachtig alles voor onszelf houden. Delen wij voldoende van ons bezit, onze tijd en onze aandacht met anderen? Vragen wij om ontferming.
De lezingen van de zondag
Jesaja 55, 1-3
Romeinen 8, 35.37-39
Matteüs 14, 13-21
Woorden ter overweging
Jezus vraagt steeds en zo ook vandaag van zijn leerlingen om een houding van gevende liefde te praktiseren. Als ze bezorgd tegen Jezus zeggen dat Hij de mensen maar beter naar de dorpen kan sturen om eten te kopen, spreekt Hij de prachtige woorden: “Geven jullie hun maar te eten”. Daarmee spreekt Hij ze aan op talenten waar ze zelf geen rekening mee houden. We kunnen meer dan we denken. Er zitten meer talenten in ons dan we voor mogelijk houden. “Geven jullie hun maar te eten”, het wordt tot ieder van ons gezegd. Misschien lijkt het maar weinig wat je hebt, wat je kunt, maar het is vaak meer dan je zelf denkt. Voor ieder van ons persoonlijk, voor ons samen als kerk: durven wij vertrouwen op de talenten en mogelijkheden die we in ons hebben. God zal ze voltooien.
Als Jezus vervolgens de broden en de vissen neemt, slaat Hij zijn ogen op naar de hemel. Daar zit het geheim, in de verbondenheid met God, in weten van de goede, liefhebbende Vader, die het ons al heeft gegeven. Wij durven het alleen niet. Iemand moet het ons zeggen: doen jullie het maar! Zit daar uiteindelijk ook niet de oplossing van de honger in onze wereld: dat wij mensen vertrouwen op onze mogelijkheden. We hebben nog een lange weg te gaan. Tegenstellingen, macht en hebzucht verhinderen dat de gaven van mensen daar komen waar ze moeten komen. De maaltijd aan het meer wordt daarmee geen onzinverhaal, maar juist een aansporing en een hoop dat we het ooit beleven mogen. “Geven jullie hun maar te eten”.
Uiteindelijk gaat het deze zondag om de overvloed van Gods liefde die wij ontvangen, die we als een kracht in ons hebben. Paulus vertelt ons in zijn brief dat we daarom ten diepste nergens bang voor hoeven te zijn. Dat wil niet zeggen dat ons niets kan overkomen! Helaas wel. Kijk maar naar Jezus zelf. Maar de verbondenheid van God blijft. Niets kan ons scheiden van de liefde van God.
Tot slot
De menigte in het evangelie vertrok na de maaltijd verzadigd naar huis. Gaan ook wij voort op de weg van ons leven vanuit het goede gevoel dat wij zijn geraakt door het Woord van Jezus Christus? Hij leert ons in een wereld vol hebben en houden om te breken en te delen.
Een woord extra...
Heer onze God, wij bidden U voor allen voor wie brood geen dagelijks voedsel is; voor wie honger lijden; voor wie leven in overvloed en brood weggooien.
Dat de wereld zo mag worden dat het brood eerlijk is verdeeld en wij allen uitzien naar het Brood des Levens.
Renilde van Wieringen en Walther Burgering: Bajes Brevier
Uw tekst...
17de zondag door het jaar A, 26 juli 2020
Verlangen naar God
Het Rijk der hemelen gelijkt op een schat, verborgen in een akker. Toen iemand hem vond, verborg hij hem weer en in zijn blijdschap ging hij alles te gelde maken wat hij bezat en kocht die akker.
Matteüs 13, 44
Inleidende woorden
Drie zondagen lang luisteren we in de kerk naar parabels uit het evangelie. Het zijn kleine verhaaltjes, die Jezus aan zijn toehoorders vertelt en die zijn ontleend aan het dagelijks leven. De afgelopen twee weken waren dat verhalen uit het boerenbestaan over zaaien, groeien, oogsten en onkruid. Vandaag horen we twee kleine parabels over het vinden van iets kostbaars. Twee sprookjesachtige vertellingen om ons aan het denken te zetten over de vraag: waar verlang ik ten diepste naar?
Om ontferming
Kijken we in ons hart om er te zien, waar we eigenzinnige wegen gingen; waar we niet leefden naar de ander en naar de wereld om ons heen met een opmerkzaam hart en een opmerkzame geest.
Heer ontferm U over ons.
De lezingen van de zondag
1 Koningen 3, 5.7-12
Romeinen 8, 28-30
Matteüs 13, 44-52
Woorden ter overweging
We spreken vaak zo gemakkelijk over het Rijk van God dat een rijk van vrede en liefde is. En dat is het ook, want God is liefde en als Hij een koninkrijk heeft dan moet dat een rijk zijn waar enkel maar liefde, vriendschap en vrede is. Maar waar Jezus in het evangelie van vandaag naar vraagt, gaat dieper. Hij vraagt de menigte te kiezen voor het Rijk Gods. Dat betekent niet dat ze kunnen overgaan tot de orde van de dag en ‘het vervolgens wel een keertje zullen zien’.
Nee, kiezen voor het Koninkrijk van God betekent keuzes maken, die vaak, met name voor buitenstaanders, onbegrijpelijk zijn. Kleur bekennen, niet met alle winden meewaaien en vooral: luisteren naar Gods stem. God is immers Degene die ons met zijn Geest wil leiden. God is degene die ons tot leven geroepen heeft en wel tot zinvol leven.
Misschien dat wij in ons dagelijkse gebed kunnen vragen om de gaven van wijsheid, inzicht en liefde, zodat wij steeds beter in staat zijn om Gods droom waar te maken in dienstbaarheid aan God en de naasten. Als wij ons met hart en ziel hieraan kunnen wijden, kunnen wij met een gerust hart God het antwoord geven dat wij Hem hebben begrepen.
Tot slot
God, wij bidden U, leg de Geest van Jezus in ons hart om daadwerkelijk te leven naar en te werken aan uw Rijk op aarde.
Om ook over na te denken
Paus Franciscus in gesprek met Thomas Leoncini:
Regeren betekent ieder van ons dienen, ieder uit de groep broeders en zusters die het volk vormen, zonder ook maar iemand te vergeten. Wie regeert moet zijn blik alleen maar naar boven richten om met God te spreken, niet om voor God te spelen. Naar beneden mag hij alleen maar kijken om iemand die is gevallen, overeind te helpen.
De blik van de mens moet altijd in deze twee richtingen gaan. Kijk omhoog naar God en omlaag naar degene die is gevallen, als je echt belangrijk wilt worden gevonden: de antwoorden op de aller moeilijkste vragen kun je altijd vinden als je je blik beide richtingen uit laat gaan.
16de zondag door het jaar A, 19 juli 2020
Samen opgroeien
Laat tarwe en onkruid samen opgroeien tot de oogst en met de oogsttijd zal ik de maaiers zeggen: “Haalt eerst het onkruid bijeen en bindt het in bussels om te verbranden, maar slaat de tarwe op in mijn schuur”. Matteüs 13, 30
Inleidend woord
Als we in de kerk komen, speelt de afgelopen week nog vaak na in ons hoofd en ons hart. Beelden van het journaal of gebeurtenissen in ons persoonlijk leven staan ons nog goed bij. We vragen of God zijn licht over dit alles laat schijnen. Dat Hij het goede en het waardevolle wil zegenen en de moeite, de pijn en het verdriet wil verlichten en verzachten. We horen in het evangelie dat goed en kwaad naast elkaar bestaan . Jezus spreekt over de akker waar de tarwe en het onkruid samen groeien.
Om ontferming
Goede God, U doorgrondt onze harten en U kent ons door en door. U weet dat het ons niet altijd lukt om het goede te doen. En toch behandelt U ons met zachtheid. U nodigt ons uit waarin wij tekort geschoten zijn aan U voor te leggen. Heer, ontferm U over ons.
De lezingen van de zondag
Wijsheid 12, 13.16-19
Romeinen 8, 26-27
Matteüs 13, 24-43
Woorden ter overweging
De knechten van de landbouwer in het evangelieverhaal willen niets liever dan aan de slag gaan en het onkruid tussen de tarwe verwijderen. Maar de boer wijst hen op het grote gevaar dat ze dan met het onkruid ook de goede aren vernielen. Dat kan nooit de bedoeling zijn. Bovendien is het de vraag of wij, mensen, in staat zijn het goede onmiddellijk van het kwade te onderscheiden.
Elke verstandige opvoeder en leraar weet dat je een kind een zekere mate van vrijheid moet gunnen om zich te ontwikkelen. Wat eerst overkomt als ongehoorzaamheid en eigenzinnigheid kan later blijken een teken te zijn van een bijzondere aanleg. En sommige kinderen die eerst traag en ongemotiveerd lijken te zijn, blinken later uit alsof ze eindelijk ontwaakt zijn.
Laten we als mensen die verlangen naar Gods koninkrijk, het Rijk van gerechtigheid en vrede, niet ongeduldig worden. Laten we niet verlangen naar een volmaakte wereld voordat God zelf daar de tijd rijp voor acht. Hij wil dat niets en niemand verloren gaan van het goede dat Hij gezaaid heeft.
Tot slot
De Heer is machtig en beslist over het leven. Maar Hij bestuurt ons met zachtheid. De Heer wil dat wij tot vriend van de mensen worden. Dat wij werken met zijn zachtheid.
naar broeder Hans-Peter Bartels ofm
13de zondag door het jaar A, 28 juni 2020
Eer geven aan God. Wie zijn kruis niet opneemt en Mij volgt, is Mij niet waardig. Matteüs 10, 38
Inleidende woorden
Er zijn veel manieren waarop wij eer kunnen geven aan God. Door te proberen een leven te leiden naar het voorbeeld van hoe Jezus het ons heeft voorgedaan:
- door trouw te zijn aan God;
- door te bidden en regelmatig samen met andere mensen ons geloof te vieren;
- door trouw te zijn aan de mensen die ons gegeven zijn;
- door positieve aandacht te schenken aan mensen;
- door van harte gastvrij te zijn;
- door in elkaar iets van God te herkennen.
Zo geven we steeds ook eer aan God.
Om Gods ontferming....
Het lukt ons niet, om telkens weer, de deur van ons hart te openen voor elkaar en voor God. Daarom vragen wij aan God en aan elkaar om onze tekorten en ons falen bij ons weg te nemen.
De lezingen van de zondag
2 Koningen 4, 8-11.14-16a
Romeinen 6, 3-4.8-11
Matteüs 10, 37-42
Woorden ter overweging
In het evangelie noemt Jezus als essentiële eigenschap voor een ware volgeling van God de bereidheid om God boven alles en iedereen te stellen. Natuurlijk is het goed om te houden van de mensen, die je het meest nabij zijn en die je terecht heel dierbaar zijn. Maar, zo zegt Jezus, wil je werkelijk mijn leerling zijn, dan is het nodig dat je van Mij nog meer houdt, dan van hen.
In één adem daarmee noemt Jezus dan het opnemen van je kruis. Waarmee Hij wil aangeven dat, als je werkelijk van de Heer wilt houden en Hem wilt volgen, dat dit niet vanzelf zal gaan. Het heeft met loslaten te maken. Naarmate wij de Heer en zijn evangelie meer omarmen, laten we onszelf steeds meer los. En worden we meer bereid ook bepaalde dingen te doen die we moeilijk vinden. Maar gaandeweg wij onszelf daarmee verliezen, naderen wij tot God en geven zo ook eer aan God.
Tot slot
Gods Woord, onuitgesproken, is altijd een Woord dat gedaan wil worden.
God zegent ons om ons hart te openen en om gastvrij te zijn.
12de zondag door het jaar, 21 juni 2020
Wees niet bang.
Ieder die Mij bij de mensen belijdt, zal ook Ik als de mijne erkennen bij mijn Vader die in de hemel is. Matteüs 10, 32.
Inleidende woorden
Veel mensen zijn bang, veel mensen voelen zich niet veilig. Er gebeuren zoveel gekke dingen tegenwoordig en “wie kun je nog vertrouwen…?”
“Wees niet bang!”, zegt het evangelie. Dat spreekt ons aan, als dat zou kunnen! Maar is het niet te gemakkelijk gezegd? Zijn het geen loze woorden, zonder basis, zonder betekenis? “Wees niet bang”- het zijn woorden die ons wijzen naar de uiteindelijke zekerheid, die wij mogen koesteren als de grond van ons bestaan. Want voor
voor onze Vader in de hemel is ieder ….van ons van onschatbare waarde. Hij ziet ons en kent ons, beter dan wij onszelf kennen.
Om ontferming
Tot God bidden wij, om een open hart, om open oren, om liefdevolle ontferming… Heer, ontferm U over mij…
De lezingen van de zondag
Jeremia 20, 10-13
Romeinen 5, 12-15
Matteüs 10, 26-33
Ter overweging
Wanneer Jezus in het evangelie van vandaag zegt “weest niet bang” bedoelt Hij het als een geruststelling bij zijn beschrijving van de taak van de apostelen. Aan de ene kant waarschuwt Hij zijn leerlingen voor alle mogelijke vormen van tegenwerking en vervolging, zelfs tot de marteldood toe, dus wat dat betreft verzwijgt Jezus niets. Maar anderzijds zegt Hij toch: Weest niet bang. Hoe bedoelt Hij dat? Hij geeft zelf het antwoord, indirect. Weest niet bevreesd voor hen die wel het lichaam kunnen doden, maar niet de ziel. Hiermee richt Jezus onze aandacht op de betekenis van de ziel.
Als we de ziel van de mens ontkennen, ontkennen we de eigenheid en uniciteit van iedere mens, precies ook de zetel van je vrije wil, je geweten, je vermogen om lief te hebben. En het is de ziel, die door haar verlangens ook verwijst naar haar oorsprong: en dat is de God die leven geeft.
De menselijke waardigheid is niet gefundeerd op kenmerken als lichamelijke verschijning, gezondheid, huidskleur en geslacht, want juist op dit vlak is er veel onderscheid en helaas ook discriminatie. De rechten van de mens, de menselijke waardigheid; dat alles wat zo van belang is, kan dus niet gebaseerd zijn op uiterlijkheid, maar juist op de innerlijke waardigheid, die haar basis vindt in de ziel.
We kunnen de ziel niet meten en niet proefondervindelijk onderzoeken, maar anderzijds is haar aanwezigheid onomstotelijk: wanneer iemand net overleden is, is zijn of haar lichaam nog hetzelfde, maar het is precies de afwezigheid van de ziel, die alles anders maakt. Maar waar is de ziel dan, als zij het lichaam verlaten heeft?
Jezus antwoordt: “Weest niet bevreesd: Jullie zijn meer waard dan een zwerm mussen. Ieder die Mij belijdt bij de mensen, zal Ik belijden die bij mijn Vader die in de hemel is.” Onze ziel is van nature op God gericht. Het doel van ons leven is onze ziel voor te bereiden op de ontmoeting met God, door het goede te doen, het ware te zoeken, en het schone lief te hebben.
Op de weg naar het doel van ons leven begeleidt Jezus ons met zijn voorbeeld, zijn inspiratie en hulp. Als we Hem centraal stellen in ons leven, kan vanzelf veel angst wegvallen. Als we beseffen, dat heel veel van die zaken waar we ons normaal zorgen om maken, uiteindelijk, in het licht van de eeuwigheid, betrekkelijk zijn, kan dat heel wat zorgen en angst wegnemen. Zelfs als het gaat om de zorg om de mensen van wie we houden, is het goed te beseffen dat zij en wij uiteindelijk in Gods hand zijn. Jezus zegt vandaag tegen ons, tegen u, tegen jou: ook u, ook jij kunt vrede vinden, als je Jezus laat wonen in het centrum van je ziel. Je zou niet de eerste zijn… velen gingen jou voor. Velen vonden in Hem dat vervullende geluk. Die bron die nimmer opdroogt…
Sacramentsdag A, 14 juni 2020
De verborgen God lichamelijk in ons midden.
Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem. Johannes 6, 56
Inleidende woorden
De eucharistie11 is het centrale sacrament binnen de rooms-katholieke traditie. Er is veel nagedacht over hoe je toch op een goede en begrijpelijke wijze kunt verwoorden dat brood en wijn Lichaam en Bloed worden van onze Heer Jezus, de Christus. Voorbij aan alle theologische discussies -hoe belangrijk ook- is er de overgave aan dit mysterie, is er de aanbidding van deze wijze van aanwezigheid van de Heer te midden van zijn.
Ons leven in de afgelopen tijd...
Voor werkelijk leven is meer nodig dan ons eigen eten en drinken. We vergeten dat er in onze wereld zo velen zijn die daar groot gebrek aan hebben. Te vaak vergeten we in al onze welvaart dat het ten diepste God is Die ons leven geeft in overvloed. Bekeren wij ons tot Hem. Heer ontferm U. Christus ontferm U. Heer ontferm U.
De lezingen van de zondag
Deuteronomium, 8, 2-3.14b-16a
1 Korintiërs 10, 16-17
Johannes 6, 51-58
Woorden ter overweging
De aanbidding van de verborgen God wordt in de eucharistie plotseling heel concreet. Het geconsacreerde brood is geen voorwerp meer, maar het lichaam van Christus, God zelf lichamelijk in ons midden. En naar deze verborgen en toch tegelijkertijd werkelijk aanwezige God richten we onze aanbidding. We knielen neer of staan tegenwoordig steeds vaker recht tijdens de eucharistieviering wanneer de priester de consecratiewoorden uitspreekt. En het geluid van de altaarbel als de priester de Brood en Wijn omhoog heft roept ons nadrukkelijk op onszelf met heel ons hart in aanbidding te onderwerpen.
Aanbidding is een speciaal soort van gebed. Het is geen gebed waarin we woorden gebruiken. Het is ook geen meditatie waar we innerlijk iets overwegen of met God praten. Het is ook niet gewoon een gebed van dankbaarheid over het geschenk van het leven en voor alle goede dingen die God ons geeft. Het is nog fundamenteler. Aanbidding is de herkenning van onze totale afhankelijkheid van God. In aanbidding mogen we ons ervan bewust worden dat we niets zijn zonder God. In de aanbidding beleven we dit daadwerkelijk. God draagt ons ieder ogenblik van ons bestaan. Hij heeft ons niet één keer, ooit, geschapen en gezegd: “Nu moet je het verder zelf doen”. Nee, Hij draagt ons ieder ogenblik van ons leven in de palm van zijn hand.
Hoe vaak zijn we ons daarvan bewust? Het zou goed zijn het ons verschillende keren per dag bewust te maken. In aanbidding voor Hem neerknielen, zonder woorden, alleen beseffende: “U bent God en ik niet, en dat is goed zo”. Alles valt weer op zijn plaats. Het vieren van de eucharistie en de aanbidding van de eucharistische Heer in de monstrans zijn uitgelezen momenten om de Heer te aanbidden.
Een tekst tot slot
‘Brood’, het klinkt bekend. We eten het dagelijks. We zouden er niet buiten kunnen.
Maar toch, de mens leeft niet van brood alleen. Er is meer nodig om ons leven tot menselijk leven te maken.
Met het woord ‘brood’ duiden we al het broodnodige aan, zoals eten en drinken, kleding en onderdak. In ‘brood’ benoemen we onze dagelijkse zorg om alles wat we zo nodig hebben.
In het woord ‘brood’ vatten we heel ons leven samen. Het is zelfs teken van de nieuwe wereld zoals God die bedoeld heeft.
Geef ons heden ons dagelijks brood. Het klinkt als een vanzelfsprekendheid, maar tegelijk klaagt het ons aan. Er zijn vele monden die niet gevuld worden. Er is een ongelijke verdeling van zoveel dat een mens nodig heeft om te leven. Hoe komt er ooit een rechtvaardiger verdeling?
Biddend om ons dagelijks brood zouden we minstens dat ‘ons’ eens goed moeten overwegen.